maandag 25 juni 2007
Een artikel overschrijven.
foto: Rozwithart.
Nu ik toch moet wachten op morgen, kan ik net zo goed ondertussen een artikel overschrijven.
Of moet je daar eerst toestemming voor vragen?
Het staat in het mei nummer van actueel, het gratis informatieblad van het Stimuleringsfonds. (Verschijnt 4x per jaar.)
Ik had het in mijn tas gestopt vanmiddag en meegenomen naar huis.
Het stuk heet Mag ik meedoen ? en is geschreven door Gerard Hulshof.
Het staat op pagina 15.
Sinds 1963 is Gerard Hulshof actief in en rond de Publieke Omroep.
Hij was programmamaker, directeur en netcoordinator Nederland 1.
Op dit moment is hij kroonlid van de Raad van Cultuur.
Gerard Hulshof geeft in dit artikel zijn visie op de wisselwerking tussen ontwikkelingen in de media en nieuwe structuren in de samenleving.
In de rubriek: Mijn mening.
Ik heb Gerard Hulshof nog nooit ontmoet, maar ik schrijf het graag over.
Het is volgens mij een belangrijk artikel en ik ben een doorgeefluik.
Mag ik meedoen?
Steeds minder mensen voelen zich gerepresenteerd door de traditionele organisaties en verbanden, steeds vaker wordt gewisseld van voorkeuren in zowel politieke zin als in consumentengedrag, steeds vaker ontstaan (vaak tijdelijke) netwerken op basis van een gemeenschappelijk belang of een gedeelde interesse.
We maken langzaam een omslag mee van een representatie- naar een participatiesamenleving.
Nieuwe media helpen daarbij.
Ze brengen veel gemak in onze vertrouwde wereld. We kunnen mailen en sms'en in plaats van brieven of faxen sturen. Voor tweedehandsspullen zetten we geen advertenties in de krant maar gaan we naar marktplaats.nl.
Maar er is meer.
Dankzij internet, computer en mobieltjes kunnen we die nieuwe netwerken en communities vormen.
De vraag lijkt uitermate legitiem: zijn die nieuwe media hulpmiddelen waarmee we ons oude leventje kunnen voortzetten, of zijn ze de oorzaak van of hebben ze bijgedragen tot het begin van een nieuwe orde waarvan we de structuur nog niet echt kennen.
Misschien ligt er een begin van wijsheid in de volgende ontwikkeling: naast een 'commercial economy' ontstaat langzamerhand een 'sharing economy'.
De eerste wordt gekenmerkt door een read-only-culture, waarin burgers betalen voor informatie (van welke soort dan ook), de tweede door een read-write-culture waarin burgers behalve ontvangers ook producenten of makers zijn van informatie.
Zie de encyclopedie Wikipedia: inmiddels net zo betrouwbaar als de Encyclopedia Britannica ).
En zie ook wat er op YouTube gebeurt: een componist in Amerika plaatste zijn compositie for one instrument met de uitndogiging aan anderen daarmee aan de slag te gaan. Binnen een dag stond van de hand van een Japanner op de site een compositie for two instruments en dat leidde tot een sneeuwbaleffect met hier en daar bijzondere producties.
En wat te zeggen van de NASA die zijn archief van foto's van de maan en planeten wilde verwerken in een landkaart (die altijd een vertekend beeld geven, omdat voor de leesbaarheid details moeten worden uitvergroot).
Men had berekend dat men daar een lange tijd dure specialisten voor zou moeten inhuren. In plaats daarvan deed de organistatie een beroep op die paar honderdduizend Amerikanen voor wie astronomie een hobby is. Het resultaat: binnen een jaar voor realitief weinig geld atlassen van hoge kwaliteit.
Kortom: de samenleving kent weliswaar niet meer de piramidale structuur en organisatie waarin op elk niveau via representatie wordt gehandeld en beslist, maar in de platte structuur van miljoenen individuen ligt een schat aan kennis en kunde, van vrije tijd en ambitie, waarvan het de kunst is om die aan te boren.
Of zoals Lawrence Lessig, hoogleraar aan de Harvard Universiteit stelt: "De bestaande capaciteit moet worden gedemocratiseerd."
Als we oog hebben voor die nieuwe omgeving, als we een beroep willen en durven doen op de creatieve capaciteit van die miljoenen individiduen die - laten we eerlijk zijn - in wezen niets liever willen dan zichzelf uiten, gehoord worden en meespelen, zijn nieuwe media een kans voor open doel. In de allereerste plaats, lijkt me, voor spelers in het publieke domein: de publieke omroep (landelijk, reginaal en misschien wel in de eerste plaats lokaal), inculsief het Stimuleringsfonds. Daar zitten de professionals die content kunnen maken en genereren, daar is de benodigde infrastructuur volop aanwezig, daar heeft men (nog) het vertrouwen als het gaat om kwaliteit en onafankelijkheid. Nu het inzicht nog.
Gerard Hulshof. actueel. Mei 2007.
Meer weten over dit onderwerp?
Zie het boek:Wikinomics.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Wikinomics is heel stellig: als bedrijven deze nieuwe openheid niet op de een of andere manier gaan toepassen dan bestaan ze over een paar jaar niet meer, of zullen ze het op zijn minst heel lastig krijgen.
Maar het is wel complex, want wat nu als deze sociale systemen voor miljoenen verkocht worden? Dat overkwam Flickr, Last.fm, YouTube. Het publiek verdient daar niets aan, maar is ondertussen wel verantwoordelijk voor het succes.
Kortom: Ik klim ook weer in de pen... :)
Prima stuk idd. Dank je voor het overnemen. Ik heb Wikinomics op mijn verlanglijst staan [jarig over 2 weken]
Een reactie posten